القائمة
De Koe
2.261. De gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen voor de zaak van Allah besteden, is als de gelijkenis van een graankorrel, die zeven aren voortbrengt, in elke aar honderd korrels. Allah vermeerdert voor wie Hij wil, Allah is Alomvattend, Alwetend.
2.262. Zij, die hun rijkdommen ter wille van Allah besteden, en het besteden niet doen volgen door (anderen) te verwijten of te krenken, voor hen is er beloning bij hun Heer en zij zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren.
2.263. Een vriendelijk woord en vergiffenis schenken is beter, dan liefdadigheid, gevolgd door krenking. En Allah is Zichzelf genoeg, Verdraagzaam.
2.264. O, gij die gelooft, maakt uw aalmoezen niet waardeloos door verwijt of krenking, zoals hij, die zijn rijkdommen weggeeft, om op te vallen bij de mensen en hij gelooft niet in Allah en de laatste dag. Hij is als een gladde rots, die met aarde is bedekt, waarop een stortregen valt, welke haar kaal achterlaat. Zij hebben geen macht over wat zij verdienen. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
2.265. En de gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen weggeven, Allah's welbehagen zoekende en hun ziel versterkende, is als een tuin op hooggelegen grond, die bij regen tweevoudig vruchten voortbrengt. En als er geen regen op valt, dan is dauw voldoende. Allah ziet, wat gij doet.
2.266. Zou iemand uwer wensen dat er voor hem een tuin was met palmbomen en wijnstokken waardoor beken vloeien en waarin voor hem allerlei vruchten groeien, terwijl hij oud is en een zwak nakomelingschap heeft, en dat hem (de tuin) een vurige wervelwind treft en hem verschroeit? Zo zet Allah u Zijn woorden uiteen, op dat gij tot nadenken zult komen.
2.267. O, gij die gelooft, geeft van de goede dingen weg, die gij hebt verdiend en van hetgeen Wij voor u uit de aarde voortbrengen en zoekt niet hetgeen slecht is, om er van weg te geven, wanneer gij het zelf niet zoudt nemen, tenzij oogluikend, en weet, dat Allah Zichzelf-genoeg, Geprezen is.
2.268. Satan dreigt u met armoede en gelast u hetgeen slecht is, terwijl Allah uit Zichzelf u vergiffenis en overvloed belooft, en Allah is Overvloedig-gevend, Alwetend.
2.269. Hij schenkt wijsheid aan wie Hij wil en wie wijsheid is geschonken is inderdaad overvloedig begiftigd en niemand trekt er lering uit, behalve zij, die begrip hebben.
2.270. En alles wat gij geeft en elke gelofte, die gij aflegt, voorzeker Allah weet het, er is geen hulp voor de onrechtvaardigen.
2.271. Als gij openlijk aalmoezen geeft is het goed, maar als gij dit in stilte doet en aan de armen geeft is het beter voor u en Hij zal de fouten van u wegnemen. En Allah weet, wat gij doet.
2.272. Hen te leiden is niet uw plicht, maar Allah leidt wie Hij wil. En welke rijkdommen gij ook weggeeft, het komt u ten goede en gij geeft alleen om Allah's welbehagen te zoeken. En welke rijkdommen gij ook besteedt, het zal u ten volle worden terugbetaald en u zal geen onrecht worden aangedaan.
2.273. (Aalmoezen zijn) voor de armen, die gebonden zijn (door hun dienst) aan Allah, en in het land niet kunnen rondtrekken. De onwetende beschouwt hen als rijken wegens hun hescheidenheid. Gij zult hen aan hun tekenen herkennen, daar zij niet op een opdringerige wijze bij de mensen vragen. En welke rijkdommen gij ook besteedt, voorzeker, Allah weet het goed.
2.274. Zij, die hun rijkdommen nacht en dag, heimelijk of openlijk weggeven, ontvangen hun beloning van hun Heer, zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren.
2."275. Degenen, die woekerwinst maken, verrijzen zoals iemand, die door Satan met krankzinnigheid is geslagen. Dat komt, omdat zij zeggen: ""Handel is gelijk aan rente"", terwijl Allah de heeft wettig en de rente onwettig heeft verklaard. Die daarom een vermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt, hem zal toebehoren, hetgeen hij vroeger heeft ontvangen en zijn zaak is bij Allah. En zij, die terugvallen, zij zijn de mensen van het Vuur, daarin zullen zij vertoeven."
2.276. Allah schaft de rente af en doet de weldadigheid toenemen. En Allah heeft niet lief alle ondankbaren en zondaren.
2.277. Voorzeker, zij die geloven en goede daden doen en het gebed houden en de Zakaat betalen, hun beloning is bij hun Heer en voor hen is geen vrees, noch zullen zij treuren.
2.278. O, gij die gelooft, vreest Allah en doet afstand van de rest van de rente, als gij gelovigen zijt.
2.279. Maar indien gij dit niet doet, bereidt u dan ten oorlog met Allah en Zijn boodschapper, indien gij berouw hebt is voor u het oorspronkelijke kapitaal: zo zult gij geen onrecht doen, noch zal u onrecht worden aangedaan.
2.280. En indien iemand in verlegenheid is, laat er dan uitstel zijn tot het hem past. En wanneer gij kwijtscheldt is het beter voor u, wist gij het slechts.
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات