القائمة
De Koe
2.161. Voorzeker, die verwerpen en als ongelovigen sterven, over hen zal de vloek komen van Allah en van de engelen en van alle mensen.
2.162. Daarin zullen zij blijven. Hun straf zal niet worden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend.
2.163. En uw God is één God, er is geen God buiten Hem, de Barmhartige, de Genadevolle.
2.164. Voorwaar, in de schepping der hemelen en der aarde en in de wisseling van nacht en dag en in de schepen die de zee bevaren, met datgene wat de mensen tot voordeel strekt, en in het water dat Allah van de hemel nederzendt, waarmede Hij de aarde doet herleven na haar dood en daarop alle soorten dieren verspreidt, en in de verandering der winden, en in de wolken die tussen de hemel en de aarde in dienst zijn gesteld, zijn inderdaad tekenen voor een volk, dat begrijpt.
2.165. Onder de mensen zijn er, die voorwerpen van aanbidding buiten Allah nemen en ze liefhebben, zoals zij Allah behoren lief te hebben. Maar zij die geloven zijn sterker in hun liefde voor Allah. En als zij die overtreden (nu) de tijd kunnen zien wanneer zij de straf zullen zien, (dan zouden zij beseffen) dat alle macht aan Allah toebehoort en dat Allah streng is in het straffen.
2.166. Wanneer de leiders hun volgelingen zullen verzaken en de straf zullen bemerken en al hun banden zullen worden verbroken,
2."167. Zullen de volgelingen zeggen: ""Indien wij slechts terug konden keren, zouden wij hen verzaken, zoals zij ons hebben verzaakt"". Zo zal Allah aan hen hun werken tonen tot wroeging en zij zullen het Vuur niet kunnen ontkomen."
2.168. O gij mensen, eet van hetgeen geoorloofd en goed is op aarde en treedt niet in de voetstappen van Satan, voorzeker, hij is voor u een openlijke vijand.
2.169. Hij gebiedt u alleen, wat kwaad en wat onrein is en dat gij over Allah zegt, wat gij niet weet.
2."170. En wanneer er tot hen wordt gezegd: ""Volgt hetgeen Allah heeft geopenbaard"", zeggen zij: ""Neen, wij zullen datgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen"". Zelfs al hadden hun vaderen in het geheel geen verstand en volgden zij ook de rechte weg niet?"
2.171. De ongelovigen gelijken op hem, die schreeuwt naar hetgeen niets hoort, het blijft een roep en een schreeuw. Zij zijn doof, stom en blind, zij begrijpen dus niet.
2.172. O gij die gelooft, eet van de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien en dankt Allah, indien gij Hem alleen aanbidt.
2.173. Hij heeft u slechts het gestorvene, het bloed, het varkensvlees en datgene, waarover een andere naam, dan die van Allah is uitgeroepen, verboden. Maar hij, die gedwongen is en dit niet wenst en geen overtreder is, op hem rust geen zonde. Want Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
2.174. Voorzeker, zij, die datgene verbergen, wat Allah heeft geopenbaard, namelijk het Boek en het voor een geringe prijs verruilen, vullen hun buik met niets, dan Vuur. Allah zal op de Dag der Opstanding niet tot hen spreken, noch zal Hij hen rein achten. Er wacht hun een pijnlijke straf.
2.175. Zij zijn het, die dwaling in ruil voor leiding hebben aanvaard en straf voor vergiffenis. Hoe groot is hun overmoed tegenover het Vuur!
2.176. Dit komt, omdat Allah het Boek met de Waarheid heeft nedergezonden en voorzeker, zij, die tegen het Boek ingaan, zijn in verregaand verzet.
2.177. Het is geen deugd, dat gij uw gezicht naar het Oosten of naar het Westen wendt, maar waarlijke deugd is in hem, die in Allah, de Laatste Dag, de engelen, het Boek en de profeten gelooft en die van zijn vermogen geeft uit liefde voor Hem aan de verwanten, de wezen, de armen, de reiziger, de bedelaars en voor het vrijkopen van slaven en die het gebed onderhoudt en de Zakaat betaalt, verder in degenen, die hun belofte nakomen, wanneer zij een belofte doen en de geduldigen in armoede, in kwellingen en in oorlogstijd, dezen zijn het, die bewezen hebben, waarachtig te zijn en dezen zijn vromen.
2.178. O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag is u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw. Maar, indien iemand kwijtschelding is verleend door zijn broeder, dan moet de eis billijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan met goedheid. Dit is verzachting en barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt, hem wacht een pijnlijke straf.
2.179. En in vergelding is leven voor u, o mensen van begrip, zodat gij behouden zult worden.
2.180. Het is u voorgeschreven, dat wanneer de dood tot één uwer komt, en hij een vermogen nalaat, hij een testament opmake voor ouders en naaste familieleden, billijkerwijze. Dit is een verplichting voor de godvruchtigen.
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات